Ik was vandaag in het Schrijfatelier van Jeanette van Omme, mijn oude schrijfjuf.
Schrijven naar aanleiding van een onderwerp uit de hoge hoed. Tien schrijfsters zaten daar op wiens energiestroom ik even mee mocht. (zowel aanvullend als varend) En dan komt daar opeens een verhaaltje uit. In een tijdsspanne van 45 minuten...
Dus even geen blog maar een heus kort verhaal.
- Allerzielen -
Geld verdienen.
Aan de dood.
Twintig frank per pot
Per pot die wordt gedragen.
Chrysanten.
Of hoe heten die dikke bloemen
waar je ook een dode geen plezier mee doet.
Een kind rekent zich rijk en telt haar zuurverdiende centen. 340 harde franken: zeventien ongelukkige doden onder de grond, zeventien potten maal twintig frank.
Op een dag wordt ze miljonair. Denkt ze, weet ze.
‘Ik ga in de olie later’, vertelt ze aan haar moeder.
‘Ik ga olie kopen van de witte producten, miljoenen flessen zonnebloemolie van de witte producten en die verkoop ik dan voor miljarden als er weer een oliecrisis is.’
Moeder knikt van ‘tuurlijk’ en gooit haar eigen laatste centen in de gokautomaat.
Het meisje neemt weer plaats op haar stoeltje bij de tafel tussen de oudantieke sjoelbak en het toppenbiljart. ‘Ik ga in de wijn later’, roept ze naar haar moeder.
Dochterlief verbijt haar lippen, aarzelt even, maar loopt dan weer op haar moeder af, die naar de knipperende lichten van de automaat zit te staren. Moeder is haar geld kwijt. Zoveel is duidelijk.
‘Ik ga rode wijn kopen uit 1980, Franse rode wijn want dat is een goed jaar. Franse rode wijn van de witte producten en die bewaar ik dan tot in 2008, dan is er vast geen crisis meer en dan kan ik ‘m verkopen als een oude, dure wijn.’
Moeder knikt van ‘goed zeg’ en tast tevergeefs in haar zakken. Geen cent meer. Zelfs geen stuiver om aan haar kont te krabben.
‘Hier’, zeg het meisje. En drukt haar moeder een stuk van twintig in de handen.
‘Ik kan het je wel lenen. Ik ga bij de bank werken later. Wat ik nu aan je leen, krijg ik later als je oud bent wel terug. Met rente.’
Moeder ziet haar winst haarscherp voor ogen, maar aarzelt toch en laat het geldstuk tussen haar vingers draaien.
Ze ziet rechts voor zich de gleuf van de geldvretende machine flirten, trekken en lonken.
Ze voelt links achter zich de onvoorwaardelijke aanwezigheid en het vertrouwen van haar dochter.
Ze voelt diep in zich een wrang gevoel en weet dat ze daar zelf schuld aan heeft.
‘Neen lieve schat. Ik wil het niet. Hou die maar voor je spaarpot. Mama kan wel wachten met gokken. Ik wacht wel tot morgen.’ Ze hoort zichzelf de woorden zeggen maar krijgt ze niet uit haar strot.
In plaats daarvan lijkt het even alsof een ander haar ziel overneemt. Een slechtere ander. Een ander die ‘Dank je’ zegt.
En ‘Ik geef het je morgen echt waar terug’,
een al vele malen eerder uitgesproken leugen. En dan voelt ze hoe die ander haar hand linksvoor beweegt en het geldstuk in de gleuf laat verdwijnen.
Weer geen weg meer terug.
Rechtsachter staat het meisje speels met haar handen in haar vlechtjes te wroeten. Ze laat ze een voor een om haar rechtervingers draaien en houdt haar linkervingers gekruist op de rug. “St. Antonius beste vriend, zorg dat mijn mama centjes wint.”
Vol liefde kijkt ze op naar haar moeder.
Het geld op de machine lijkt te groeien, wat haar moeders gezicht doet glimmen en even lijkt het alsof haar hoofd omringd is door zo’n gouden kringetje. Net als bij Jezus en Maria. En bij St. Antonius. Of had die geen kringetje? Het meisje twijfelt. Het moet een zegen zijn denkt ze: want op de machine groeit het geld tegen de sterren op.
‘Weet je mama’ zegt ze. ‘Ik ga later misschien wel in de dromen. Dat lijk me wel wat voor mij mama. De mensen dromen verkopen. Dan open ik een winkel en dan smeer ik die dromen op een broodje met boter. Of ik schrijf ze op een briefje en plak ze aan de muur. En dan kan iedereen een droom bij mij komen kopen mama. Wat denk je mama?
Lijkt het je wat?’
Mama wordt geheel in beslag genomen door die ander en hoort haar dochters verhalen maar half.
Het meisje geeft echter niet op en gaat verder “Wat voor droom zou jij bij me kopen mama?”
“De jackpot schatje”
“De jackpot winnen? Of de jackpot verliezen mama?”
“Wat denk je?”
"Ik denk winnen, maar verliezen is ook niet erg. Dan kan je lekker dicht tegen me aan misschien. Stel dat je dan moet huilen."
"Grote meisjes huilen niet", zegt mama.
Ze maken hun gebaar, een soort van Vlaamse variatie op de high five, en gniffelen.
Het kind knikt stilletjes. Alsof ze er alles van begrijpt. Wat misschien ook wel zo is.
Ze loopt in een drafje terug naar haar tafeltje, drinkt van haar glas limona en zingt zachtjes: “Ik zag een egeltje, met een tegeltje, oh dat was een wonder. ’t Was een wonder boven wonder dat dat egeltje -” Haar voorhoofd fronste.
“Mama hoe ging dat weer met dat egeltje in dat liedje van die beren dan?’
Haar moeder geeft geen antwoord.
“Mama? Hoe ging dat dan met die egel ging die ook smeren of ging die wat anders doen. Ik ben het vergeten. Ik weet het niet meer. – Mamaaaaaaa!?”
Mama staat op het keerpunt. Nog enkele punten had ze. Nog 1 keer drukken op de knop.
Of: weer alles kwijt. Of: stel dat, – als..., ja je weet maar nooit. Haar middenvinger drukt geroutineerd op de knoppen. Middenrechts geeft haar geluk. Geen bijgeloof meer maar louter routine.
Haar adem is van die ander, en niet meer van haar.
Haar stekels en sprieten staan uit.
Ze zucht. En wacht. En hoopt op beter.
En weet dat dat niet komen zal. Of: stel dat, – als...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten